vrijdag 19 april 2013

'Smoederke vertelt #2

Mijn oma voer (vaarde??) nog mee op het schip, dus moet dit rond 1930 zijn geweest.

Het schippersleven had een voordeel, net als bij boeren overigens: 

ze hadden meestal genoeg te eten. Net genoeg dan. 
Schippers hadden ook meer "non food" producten, zoals kolen, textiel, zelfs huisraad. Afhankelijk van wat ze in het ruim vervoerden. 
Als ze bijvoorbeeld een ritje kolen hadden, zorgden ze er voor, dat er altijd wat "overbleef" in het ruim. 
Dat deden ze dan in hun kolenhok.

Tegenwoordig wordt dat "van de vrachtauto gevallen" genoemd. 
Mocht niet, maar als je moet kiezen tussen "iets stiekem achterhouden" of sterven van honger of in dit geval ook van de kou, dan kies je snel hoor.

Ze lagen aan de wal. 
Oma stond buiten op het schuitje onder een afdakje te koken op het kolenfornuisje. 
Ja, alles was klein. Mijn opa was een soort van "keuterschippertje". 
Naast haar stond het luik open van het kolenhok. Lekker vol met kolen. 
Daar kwam de pastoor op bezoek. 
Ja, vaak rond etenstijd. Geestelijken zijn ALTIJD al uitgekookt geweest. (Ze lullen lekker en ze vullen lekker. Buik en buidel.)

"Zo, vrouwke. Gaj hèdunne flinke berrug meej kolen. 
Kannikkernie tweej emmerkus van kraiguh?" 1)

Mijn oma keek geschokt. Zij wist ook wel dat ze er zelf niet echt eerlijk aan was gekomen. Zij wist ook wel dat m'neer pastoor dat ook wist. Ze fluisterde:
"Maar meneer pastoor, daddis toch stelen?" 

"Och, vrouwke,"
zei meneer pastoor, 
"dan komde gaj baj maj maar un kirke te biechten, hoor." 2)

RFTS


Op verzoek van lezers van de eerste "Smoedurku vertelt" een hertaling van enkele zinnen:

1) "Zo, vrouwtje. Jij hebt een flinke berg met kolen. Kan ik er niet 2 emmers van krijgen?
2) "...dan kom jij bij mij maar een keer biechten, hoor."







Geen opmerkingen:

Een reactie posten